Vanuit de agriturismo, een klein boerenbedrijf, lopen we langs weiden met schapen en varkentjes via een bospad naar het stuwmeer, waar we meteen worden getrakteerd op een lokale culinaire gewoonte. Het heeft heel even geregend: reden voor de Sardijnen om op de hellingen slakken te zoeken. Door hun schutkleur zien wij eerst geen slakken, maar de mannen hebben al een emmertje vol, dat ze trots tonen. Via een stijgend pad, hoog in de met mediterrane kruiden begroeide bergen, komen we aan bij Fabrizio en zijn vrienden: schaapsherders die hier ’s zomers leven in een bijna on-Europese setting. Wat schuurtjes met golfplaten daken, een vooroorlogse scooter voor de deur en een zelfgebouwde buitenkeuken.
Er lopen kippen en varkens rond, achter een hek staan half-wilde zwijnen. In de zelfgemaakte steenoven draait al een speenvarkentje boven het vuur. Het is kardoenentijd en gezamenlijk maken de mannen de kardoenen – een mediterrane groente die lijkt op een artisjok – schoon. In een enorme kookpot wordt op een gasbrander pasta gekookt. Kok Marcello legt grote paddenstoelen op een rooster en bedekt ze met knoflook, peterselie en zelfgemaakte olijfolie. De groenten komen uit de tuin, de pecorino is van hun schapen. Iemand haalt een jerrycan met zelfgemaakte rode wijn tevoorschijn. Fabrizio plukt takken mirte en rangschikt ze op een kurken bast die als schaal dient. Hier komt straks het varkentje bij. Er komen nog een paar herders aan en we nemen in de kleine, schemerdonkere ruimte plaats aan een lange tafel achter plastic bordjes en bekers, waarna het eten wordt geserveerd. Het leven is goed.
Torens vol wijn
Op de meeste dagen wordt er gewandeld op het eiland Sant’Antioco, maar vandaag gaan we fietsen. Over rustige weggetjes langs de kust naar de wijncoöperatie van Calasetta. Watertorens kennen we, maar dit is veel leuker: wijntorens! Twee witte, massieve monumenten uit 1956, boordevol heerlijke rode wijnen. Samen met Salvatore, keldermeester van de Cantina di Calasetta, beklimmen we één van de oude torens. Vier verdiepingen met rondom muren van wijn, meters dik, in grote containers. Op de bovenste etage zit een ring van ramen, waardoor je goed kunt zien hoe schilderachtig Calasetta erbij ligt, aan drie kanten omgeven door zee. De wijntorens zijn gebouwd vanwege de stevigheid van de ronde constructie en om bij het wijnmaken gebruik te maken van de zwaartekracht. Hoe minder wijn wordt gepompt, hoe beter. Helemaal bovenin komt de druivenpulp binnen en via de verschillende niveaus komt de wijn uiteindelijk beneden terecht. Eén van de torens is nog steeds in gebruik, al vindt hier niet meer het hele proces plaats. Er worden hier vooral krachtige, kruidige rode wijnen gemaakt van de druif carignano del Sulcis. Wij proeven vier ongelooflijk goede wijnen, begeleid door een royale schotel pecorino, ham en wildzwijnworst.
Álles is toch biologisch?
Een half uur fietsen de heuvels in heeft Salvatore zelf ook een klein perceel druiven, omzoomd door bloeiende cactussen. De oudste planten blijken 170 jaar, rond 1850 geplant door zijn overgrootvader. Al die tijd handmatig bewerkt, onbespoten, van vóór het bestaan van het woord biologisch. Overigens nog altijd een raar woord voor de meeste Sardijnen; álles is toch biologisch? Op Sardinië heb je je eigen fruitbomen, een paar olijfbomen, wat groenten en kruiden, je houdt een paar kippen en liefst ook een varkentje of geit. Natuurlijk staat er een rij druivenstokken, waarvan je je eigen wijn maakt. Van je citroenen maak je limoncello en van de besjes van de mirte stook je je eigen mirtolikeur, een kruidig digestief. Van al deze ingrediënten weten de bewoners (h)eerlijke maaltijden te bereiden. Elke lunch, diner en picknick is een feestje. Vandaag bestaat onze lunch, op een terras in de witte straatjes van Calasetta, uiteraard uit vis en schaaldieren, met een koel glas vermentino.
Stukje Ligurië op San Pietro
Op de kade van Calasetta zitten hengelaars, in een kleurige boot spoelt iemand een inktvis schoon. Zo’n 25 mensen wachten op de oude veerpont naar San Pietro. In een half uur varen we naar Carloforte, de enige plaats op het eilandje. In de 17e eeuw raakte het onbewoonde San Pietro plotseling bevolkt door 300 afstammelingen van voormalige krijgsgevangenen uit het Noord-Italiaanse Ligurië, die verbannen waren naar Tunesië. Koning Carlo Emanuel III wees ze uiteindelijk dit eiland toe. De bouwstijl is Ligurisch, de bewoners spreken nog steeds hun eigen taal die afstamt van het Ligurisch. De keuken heeft echter Tunesische invloeden, zo eet je hier couscous.
Couscous met verse vis
De boot zet ons af direct aan het centrale plein, met hoge herenhuizen in pasteltinten, palmen en gezellige terrassen onder platanen. De cappuccino’s en gebakjes smaken ons goed. We overnachten vandaag in Carloforte en slepen onze koffers via een steil straatje naar de B&B van Giusy en Franco. Later maken we een wandeling naar het ruige midden van het eiland, door een geurend landschap vol kruiden en mediterrane struiken. Het is inmiddels 27 graden en we blijven op elke schaduwplek dralen om van de fabuleuze uitzichten te genieten. In de baai van Carloforte liggen zoutpannen, in de verte ontwaren we flamingo’s. Wijnproeven en lunchen doen we vandaag bij U Tabarka, een klein wijnbedrijf met topwijnen, helaas niet in Nederland verkrijgbaar. Massimo spreekt alleen Italiaans en Tabarchino, maar we begrijpen zijn wijnbeschrijvingen best. Hij heeft voor ons bij de traiteur een maal ingekocht. Eten doen we uit bakjes: een couscoussalade gevolgd door een verse vis. ’s Avonds slenteren we door de kleine straatjes van Carloforte, over de stadsmuur en langs de kade. Na het diner aan zee weten we zeker: hier gaan we voorlopig nog niet weg.