Kerken, kerken, kerken
Het eerste wat opvalt wanneer je de stad betreedt, zijn de vele kerken, waaronder een aantal Servisch-orthodoxe. In de zestiende en zeventiende eeuw zochten vele Serviërs, die voor de Turken op de vlucht waren, hier een veilig onderkomen. Op de plek van de Blagovestenška kerk stond vroeger een houten variant, die in de achttiende eeuw werd vervangen door een stenen exemplaar. Binnen vind je vele iconen die je meenemen naar de geschiedenis van de Serviërs. De rode toren van de Belgrado kathedraal kan je niet missen. Twee vliegen in een klap, want het Museum voor Servische kerkkunst bevindt zich op het terrein van de Servisch-orthodoxe kerk. Beklim je de Templom domb, dan kom je vanzelf uit bij de Szent Jánoskerk. Deze roomskatholieke kerk is de oudste kerk van Szentendre. Het uitzicht vanaf de heuvel is prachtig, tussen de daken door zie je een wirwar van kleine steegjes en tuinen.
Platgeslagen oliebollen
Met een beetje mazzel neem je nét het juiste kleine steegje terug naar het stadsplein en kom je langs het piepkleine eettentje Álom Lángos. De platgeslagen oliebollen, lángos, schijnen de beste van Hongarije te zijn. Ze worden traditioneel belegd met crème fraîche, kaas en knoflooksaus. Eenmaal beneden bij Levendula verkopen ze ijs in de meest uiteenlopende smaken. Je kunt het niet missen; een paars gekleurde gevel en een paars geverfde fiets voor de deur.
In steegjes duiken
De gekleurde, lage huizen waar vroeger welvarende Hongaarse koopmannen woonden, zijn inmiddels bijna allemaal omgebouwd tot cafés, winkels en musea. Eind negentiende, begin twintigste eeuw trokken veel kunstenaars richting de stad en brachten weer wat leven in de brouwerij. Drie bredere straten vol uiteenlopende horeca en kunstgaleries, komen uit op het driehoekige hoofdplein: Fo tér. Het vrolijke plein telt vele, drukke terrasjes. Eerlijk is eerlijk, het stadje trekt inmiddels veel toeristen. Vooral in de zomermaanden kan het er, met name in het weekend, best druk zijn. De ligging in de Donaubocht maakt het een ideale dagtrip vanuit Boedapest. Kijk je liever wat rustiger rond, dan kun je beter in het voor- of najaar een tripje plannen. Of je duikt de kleine steegjes in rondom het grote plein, off the beaten track… Je vindt daar nog veel meer verborgen schatten in de vorm van winkels en werkplaatsen. En dat wat er te zien is, is echt wel de moeite waard.
Musea-hoppen
Houd je van musea, dan kun je je hier goed uitleven. Bijvoorbeeld in het Mikrocsodák Múzeuma. De uit Kiev afkomstige kunstenaar Mikola Szjadrisztij stelt er zijn microscopisch kleine kunstwerken tentoon, werkelijk indrukwekkend. Nooit eerder zag je een nest zwaluwen in een half maanzaadje en vier kamelen ín het oog van de naald. Een ander hoogtepunt is het Margit Kovács keramiekmuseum met fascinerende werken van Hongarije’s gelijknamige en bekendste keramiste. Het is bijna niet te geloven dat het werk van één kunstenares afkomstig is, zo gevarieerd. Het is fijn dat alles in dit stadje op loopafstand is, je kunt er als het ware makkelijk ‘musea-hoppen’ en het aanbod is breed: van een museum over marsepein tot Hongaars handwerk, van retrodesign tot wijn.
Treinen, fietsen, varen
Ben je in Boedapest en nieuwsgierig geworden naar deze kunstenaarskolonie, dan is een fietstocht een aanrader. Je fietst als het ware langs de Donau omhoog, met aan de oevers verstopte strandjes en loodsen met roeibootjes te huur. Mocht je na een dagje struinen het terugfietsen voor gezien houden, dan gaat er elke middag om 17.00 uur een veerboot terug naar de hoofdstad (voor jou én je fiets). Met de HÉV, een soort kruising tussen tram en trein, vanaf station Batthyány tér in Boedapest, ben je er ook zo.