Dere’s an ol’ man called de Mississippi / Dat’s de ol’ man dat I’d like to be! / What does he care if de world’s got troubles? / What does he care if de land ain’t free? Ol’ man river / Dat ol’ man river / He mus’ know sumpin’ / But don’t say nuthin’ / He jes’ keeps rollin’ / He keeps on rollin’ along. ‘Ol’Man River’ (Kern & Hammerstein, 1927)
Wie beweert dat het diepe zuiden van Amerika geen echt natuurspektakel biedt, heeft nog nooit in een met de hand gesneden kano op de Mississippi River gezeten. Peddelend en druk anticiperend varen we met de stroom mee, een minuscuul streepje op de op twee na grootste waterweg ter wereld. In Memphis leerden we de rivier al eerder voorzichtig kennen, aan de hand van een gigantisch schaalmodel in het River Park op Mud Island en een ontspannen middagcruise op een roodgeschoepte raderboot. Dit is de Mississippi van een heel andere orde. Links en rechts kolkt het grauwgroen golvende water dreigend en de stroming lijkt niet alleen meerdere richtingen op te gaan, maar ook vele lagen te hebben. Peddelen betekent vooral dat we niet hoeven te zwemmen, vooruitkomen is een leuke bijkomstigheid.
Beter leven
Gelukkig zijn we in handen van riviergoeroe John Ruskey. Deze Mississippi Man kent de rivier als geen ander, hij bevoer hem immers al meerdere malen van begin tot eind. Voor het eerst in zijn tienerjaren, toen hij met een vriend op een zelfgebouwd – door Huckleberry Finn geïnspireerd – houten vlot de Mississippi afzakte. Om dat even in perspectief te zetten: da’s vierduizend kilometer, van Minnesota tot aan de Golf van Mexico. De van oorsprong uit Colorado afkomstige Ruskey woont tegenwoordig in Clarksdale, waar hij met zijn Quapaw Canoe Company tochten over de Mississippi verzorgt. Hij bouwt nog steeds zijn eigen boten, geholpen door kansarme jongeren uit de buurt. Hij leert ze hoe ze met discipline en basisvaardigheden iets van hun leven kunnen maken en brengt tegelijkertijd zijn immense kennis van de rivier op ze over. Een groot goed in het arme Mississippi, dat worstelt met een werkloosheid van 9,5% – het overgrote deel onder zwarte Amerikanen – en de gevolgen van een niet aflatende reeks natuurrampen, die de landerijen in de afgelopen jaren teisterde. Katrina en de recordoverstromingen van de laatste jaren hebben diepe gaten geslagen in de samenleving. En zelfs als de zon hier schijnt, blijven de donkere wolken van de wereldwijde crisis zich boven de staat samenpakken.
Hel op aarde
Sylvester Hoover is min of meer de John Ruskey van Baptist Town, een wijk aan de verkeerde kant van het spoor in het plaatsje Greenwood op een uurtje van Clarksdale. In plaats van een kano gebruikt hij de blues om zijn gemeenschap op de been te houden: hij runt een kleine kruidenierszaak en geeft tours aan muziekliefhebbers. Hoover groeide op in een tijd, waarin racisme en segregatie de zwarte bevolking elke kans op leven ontzegden. “Wij kregen hier pas burgerrechten toen ik elf jaar oud was,” vertelt hij. “Daarvoor was Mississippi de hel op aarde.” Hij is de man bij uitstek om het verhaal te vertellen van Robert Johnson en Honeyboy Edwards, de blueslegendes die in Baptist Town met spelen hun geld verdienden. Volgens Hoover was dat slim bekeken van de twee: “Katoenplukken was ongelooflijk zwaar werk. Johnson en Edwards ontdekten al snel dat ze hetzelfde, zo niet meer konden verdienen als ze lekker uitsliepen en nummers speelden voor de plukkers die uit hun werk kwamen.” Het bekende verhaal van Johnson, die bij de mythische Crossroads zijn ziel aan de duivel verkocht in ruil voor vingervlugheid op de gitaar, staat symbool voor de keuze tussen deugd en misdaad die veel jongeren in Greenwood, Clarksdale en vele andere plekken in Mississippi op een zeker moment in hun leven moeten maken. Hoover en Ruskey helpen ze bij het nemen van het rechte pad.
Vicksburg
Drie van Ruskeys Mighty Quapaws gidsen ons vandaag onder strakke leiding van de meester zelf over de Mississippi; een tocht van een kleine zestig kilometer naar het prachtig behouden gebleven antebellumstadje Natchez. Die begint in het charmante Vicksburg, de stad die vanaf een klif uitkijkt over de Yazoo en Mississippi Rivers. Deze A-locatie bracht Vicksburg dankzij het bloeiende stoombootvervoer in de negentiende eeuw rijkdom, waaraan ze hier nog steeds weemoedig terugdenken. Het oude gedeelte van de stad is een romantisch, heuvelachtig tafereel van klinkers en ruisende bomen, doorspekt met monumentale antebellumhuizen, die veelal dienstdoen als bed & breakfast. Zo ook The Duff Green Mansion, waar eigenaar Harry Sharp met een koel drankje op de veranda vertelt hoe hij nog elke dag wordt herinnerd aan vroegere tijden. Tijdens het veertig dagen durende Beleg van 1863 incasseerde Duff Green minstens vijf van de honderden kanonskogels die op Vicksburg werden afgevuurd. Het statige huis fungeerde als provisorisch militair hospitaal, waar brute amputatie de enige operatiemethode was. Sharp, en diverse experts en televisieprogramma’s met hem, hoort nog regelmatig diepe kreunen en de doffe klappen van afgezaagde fantoomledematen, die ergens neerploffen in de vier kamers van zijn pension. Dat ik na een nacht in de Dixie Room onverstoord en volledig uitgerust onze kano in de Mississippi kan duwen, is overduidelijk een kwestie van geluk. Twee uur later staan we op een zandbank ergens halverwege. De zon straalt hoog in een strakblauwe lucht en overal plonzen mensen joelend in het water. “Zwemmen in de Mississippi is alleen levensgevaarlijk als je niet weet waar je erin moet duiken,” zegt Ruskey nuchter. En dus loodste hij ons in de richting van een blue hole, een plaats in de rivier waarop de stroming geen grip krijgt. Hij benadrukt dat die blauwe gaten voortdurend van plek veranderen, net als de Mississippi zelf. De rivier is geen dag hetzelfde en is constant in beweging, geeft hij aan. Waar je de ene dag nog vrije doortocht hebt, moet je een week, maand of jaar later een ingewikkelde omweg maken. “Daarom is het belangrijk dat je constant met deze rivier verbonden blijft. Respect is alles.”