Een belangrijk deel van mijn reis was een vierdaagse trektocht door het oosten van Bhutan. Het zou een unieke ervaring worden in dit relatief onbekende gebied. Ik nam het risico, want ik hou wel van een avontuur. Het verdere verloop van het programma lag voor de hand, want er is namelijk maar één doorgangsweg, met enkele zijwegen naar het noorden of het zuiden. Iedereen volgt ongeveer dezelfde route langs dezelfde toeristische bezienswaardigheden. Heb je weinig tijd – en een beperkt budget – dan maak je een kleine lus in West-Bhutan. In het andere geval kun je het land doorkruisen, wat de kostprijs ook direct aardig omhoog duwt.
Kennismaking met Bhutan
De reis begint aan de mooie toegangspoort bij de grens in Samdrup Jongkhar, Oost-Bhutan. Het gaat er allemaal relaxed aan toe: mijn gids stelt zich voor en helpt met de immigratiepapieren. Ik moet ook door een ontsmettend voetbadje, om het Indische stof buiten te houden. Snel wordt het duidelijk dat de wegen in Bhutan ‘anders‘ zijn. De ene scherpe bocht volgt na de andere. Mijn chauffeur rijdt voorzichtig en vermijdt alle putten. Hoge beboste bergen, diepe ravijnen, weinig verkeer en haast geen mens te bekennen: dit is Oost-Bhutan op zijn best. De volgende ochtend zie ik pas hoe mooi het hier is. Ik ontbijt in het ochtendzonnetje met uitzicht op Tashigang Dzong, wat wil je nog meer!
Dzongs
Tashigang Dzong is een van de twintig dzongs die Bhutan rijk is. Het zijn ommuurde kloosterburchten, met tempels en een bestuurlijk centrum, steeds heel strategisch gelegen. De dzongs zijn prachtige voorbeelden van Bhutaanse architectuur, gebouwd zonder spijkers, met prachtige muurschilderingen en beelden. Alhoewel ze zeer robuust zijn, vertonen ze toch sporen van verval. Oorzaak daarvan zijn de aardbevingen; een terugkerend probleem. De dienstdoende jonge monnik leidt mij rond en vertelt in moeilijk verstaanbaar Engels alle geheimen. Ik begrijp er niet veel van, maar hij is zo behulpzaam en enthousiast dat ik mij ook bijna monnik waan. Wat een sfeer. Gelukkig is mijn eigen gids er ook nog die in onberispelijk Engels te hulp schiet. Wat onmiddellijk opvalt, is de spontaniteit van de Bhutanezen. Ze zijn aanvankelijk wat verlegen, maar blijken uiteindelijk zeer vriendelijk, eerlijk en behulpzaam. In de enkele straten die Tashigang rijk is, maak ik een praatje met schoolkinderen. Ze krijgen onderwijs in het Engels en spreken graag met buitenlanders. Ze zijn ook heel beleefd: “Yes sir…, Thank you sir…, I wish you a nice trip sir”.
Bruto Nationaal Geluk
Bhutan wordt omschreven als het laatste Shangri-La (betekenis: aardse paradijs, red.). Wat mijn verblijf in Bhutan zo fantastisch maakt, is de eerlijkheid en de ’happiness’ van de bewoners. Men hecht veel meer belang aan het Bruto Nationaal Geluk dan aan het Bruto Nationaal Product. Het Bruto Nationaal Geluk baseert zich op oude boeddistische tradities en houdt niet alleen rekening met de economische waarden, maar ook met religie, milieu en sociale waarden. Op die manier ontstaat er een balans tussen het materiële en het spirituele.
Trap op, schoenen uit
Ik ben erg benieuwd naar de geplande trekking in Oost-Bhutan, die op voorhand werd omschreven als ‘een unieke en authentieke ervaring, zonder toeristen’. Chimey, de eigenaar van Bhutan Bokar Tours & Treks, begeleidt mij en mijn mede-avonturiers. Na een kort gesprek wordt me duidelijk dat dit ook voor hem de eerste keer is en dat het een soort van ’prospectietrekking’ wordt. Als dat maar goed gaat… Met ons minibusje, een stevige Toyota, verlaten we al vlug de hoofdweg (lees: een smal asfaltbaantje) en rijden we tweeënhalf uur lang over de meest ondenkbare wegen. In Bhutan rekent men niet in kilometers, maar in reistijden. Dertig tot veertig kilometer per uur is een heel reële snelheid. Er zijn geen rechte wegen, alleen bochten, bochten en nog eens bochten. Volgens onze gids ligt er in Centraal-Bhutan één recht stuk weg van drie kilometer. Wauw!
Volledig door elkaar geschud, belanden we op het vertrekpunt van de trekking. Ik zie dat de dagteller dertig kilometer aangeeft… voor tweeënhalf uur rijden. We lopen over een pad langs een rijstveld en komen bij een eenvoudige boerderij. Ja hoor, hier is het. Trap op, schoenen uit – deze handeling zullen we tijdens de reis nog dikwijls uitvoeren – en we zitten in het privétempeltje van een familie. We krijgen de kans om enkele foto’s te nemen, wat op de meeste religieuze plaatsen in Bhutan niet mogelijk is. En hier maken we ook kennis met de ara, de godendrank van Oost-Bhutan. Het is een zelfgestookte sterke drank, gemaakt van graan of rijst. Deze aangeboden drank kunnen en mogen we niet weigeren, wat soms grappige taferelen oplevert.
Op een rustig tempo wandelen we vervolgens door de mooie natuur. Monotone gebeden trekken onze aandacht. Achter een heuveltje zit een groep dorpelingen bij een tent. Een belangrijke gezagsdrager van de boeddhistische gemeenschap is op bezoek en leidt er een ceremonie. We worden hartelijk ontvangen en door middel van een persoonlijke zegening, gezegend water en een spiritueel medicijn, worden we opgenomen in hun gemeenschap. We krijgen boterthee en koekjes, het is een unieke belevenis.
Niet veel verder, bij een meditatiehut, staan onze tenten al opgesteld en is de crew druk bezig met de voorbereiding van de avondmaaltijd. De avondkilte wordt door het knetterend kampvuur verdreven. De volgende ochtend maken trekezels ons wakker met hun nekbellen. Bij de minste beweging in onze tent komt de kok in actie en krijgen we elk een schotel met warm water voor het ochtendwasje. Ons zorgen maken over de afwas en het opruimen hoeft niet, daar zorgt de crew voor.
Versteend in kleermakerszit
Het wandelpad volgt de heuvelrug nog een tijdje, met prachtige vergezichten tot gevolg. Een eenzaam huisje aan de rand van het bos wekt onze belangstelling. Hier woont een 85-jarige man, die al meer dan veertig jaar op dezelfde plaats mediteert. Hij bereidt zich voor op zijn nakende dood. Maar volgens een visioen zal de man blijven tot de leeftijd van 105 jaar dus mediteert hij gewoon verder. Wandelen kan hij niet meer, zijn benen zijn versteend in kleermakerszit.
We naderen de andere huizen in het dorp. De mensen zijn enorm gastvrij en roepen ons binnen om ara te drinken. Het is voor hen een hele eer om westerlingen – die velen enkel kennen van tv – te kunnen ontvangen. In de avond en de volgende ochtend herhaalt dit tafereel zich, maar dan in een ander dorp. Onze tenten staan naast het Bokar-klooster, prachtig gelegen op een heuvel met een uitzicht van 360 graden. Op de laatste dag wacht ons nog een lange afdaling door een prachtig eikenbos tot bij een kleine stupa. We hebben weer geluk en zijn getuige van de inzegening van een nieuwe stupa. Wat verder staat ons minibusje klaar om ons terug naar Tashigang te brengen.
Via Tashigang en Mongar komen we aan bij de grens met CentraalBhutan. Een noordelijke uitstap naar Lhuntse en Khoma laat ons weer kennismaken met de gastvrijheid. We overnachten er in een homestay en onze matrasjes liggen mooi naast elkaar in de beste kamer, voor het huisaltaar. Wegens het uitblijven van een degelijk toeristenhotel blijft deze streek voorlopig nog een goed bewaard geheim.
Festivals
Reden om Bhutan te bezoeken, is het bijwonen van een festival. Deze kleurrijke evenementen worden het hele jaar door georganiseerd, meestal in de nabijheid van een dzong. Prachtig zijn de maskerdansen. Ik ben getuige van de openingsceremonie – met fire blessing en naked dance – van het vierdaagse Jambay Lhakhang festival. Het vindt plaats op het terrein van de gelijknamige tempel, is een van de belangrijkste festivals van Centraal-Bhutan en trekt dan ook veel bezoekers uit binnen- en buitenland.
Tijdens de openingsceremonie valt mij op dat er vooral Bhutaanse toeschouwers zijn, met slechts hier en daar een westerling. De ceremonie zelf is afzien: rechtop staan en uren wachten in de kou, nieuwsgierig naar de mysterieuze naked dance. De maskerdansen worden opgevoerd rond het open vuur en de prachtige kostuums schitteren in het weinige licht. De fire blessing dans is indrukwekkend.
De locals zijn nieuwsgierig, er wordt veel getrokken en geduwd. Voor je het weet hangt er een Bhutaanse dame verstrengeld rond je benen. Op het moment dat de maan loodrecht boven ons staat, komt het bericht om alle elektronische apparatuur uit te schakelen. De naked dance gaat beginnen. De Bhutanezen zijn enorm enthousiast en uitgelaten en ik …. Nee, dit ga ik niet delen, dit móet je zelf beleven!
Pho en Mo
De route naar Punakha loopt door enkele mooie riviervalleien en landbouwgebied. Het Chimi Lhakhang-klooster zien we na een half uurtje wandelen door de rijstvelden en dorpjes voor ons opduiken. Jonge monniken studeren op het gras. De op één na belangrijkste dzong van het land ligt in Punakha, bij de samenvloeiing van twee rivieren: de Pho en de Mo. Gebouwd in 1637, is deze dzong een voorbeeld van Bhutaanse kunst en cultuur. Tot 1955 was het de winterhoofdstad van het land.
Op de Dochula Pas houden we halt om te ‘genieten van het spectaculaire uitzicht over de oostelijke Himalaya en Bhutans hoogste berg’. Althans, dat vermeldt het programma. Wij zien alleen mist! Niet veel later bereiken we Thimphu, de hoofdstad. Deze kleinste hoofdstad ter wereld heeft enkele bezienswaardigheden, zoals de National Memorial Chorten, Buddha Dordenma, de National Library, het National Institute of Zorig Chusum – waar studenten de dertien traditionele ‘arts and crafts’ aanleren, het Folk Heritage museum en natuurlijk de Fortress of the Glorious Religion. Hier vind je de kroningskamer van de koning van Bhutan. Paro, een aangenaam stadje met de enige operationele luchthaven van Bhutan, vormt de uitvalsbasis voor enkele dagtochten. De Haa-vallei, met Rigsum Gonpo, Jampelyang, Chana Dorji en Chenrizi, is een aanrader en heel authentiek.
Het Tijgersnest
Maar belangrijker nog is een bezoek aan Taktshang Gompa, het Tijgersnest. Een goed wandelpad klimt door een mooi dennenwoud, waarvan veel bomen met Spaans mos zijn bedekt. Vanuit diverse hoeken hebben we een schitterend uitzicht op het klooster en het dal van Paro. De gebedsvlaggen zijn nooit ver weg. Vanaf het panoramapunt is het uitzicht op het tegen de rotsen hangende klooster adembenemend. De legende wil dat Guru Padmasambhava, de tantrische mysticus die rond 750 na Christus het boeddhisme naar Bhutan heeft gebracht, op de rug van een vliegende tijger naar deze plek is gevlogen. In 1684 werd op de plek van Guru Rinpoche’s meditatiegrot het klooster gevestigd. Nu is het een van de heiligste plaatsen van Bhutan. Taktshang Gompa is een mooie plek om onze rondreis te beëindigen. Morgen brengt de chauffeur ons naar Phuentsholing, op de grens met India, waar we het mystieke Bhutan weer zullen verlaten.