Het is half vier ‘s ochtends. Dronken van de slaap dwing ik mezelf uit bed, tastend naar een lichtknopje in een onbekende kamer. Een lamp gaat aan en de felheid doet zeer. Waarom doen we dit onszelf aan? Zwijgend hijsen Peter en ik ons in de fietskleren en pakken we de tassen. Als we even later het donkere hotelrestaurant binnenlopen, staat ons ontbijt al te wachten: sandwiches in aluminiumfolie, flesjes water en appels. Er is niemand aanwezig, maar die pakketjes geven me een goed gevoel. Typisch die vanzelfsprekende gastvrijheid van de Filipino. Opeens weet ik weer waarom we dit onszelf ‘aandoen’. Ik duw de slaap weg en haal diep adem. We bepakken onze fietsen en vullen de bidons met water. Vijf minuten later fietsen we de verlaten straten van Cebu City in en zijn we onderweg.
Veel eilanden, veel pontjes
Cebu City is het beginpunt van onze fietsreis door de Filipijnen. Aan de hand van een routeboekje gaan we de komende drie weken vijf eilanden af. Dat klinkt onnodig zwaar, maar ik kan niets mooiers bedenken. Vanaf de fiets zie je namelijk álles: de natuur en geschiedenis van een land, maar ook de mensen van nu. Hoe ze leven buiten de grote steden, hoe ze zich kleden, wat ze eten. Wie fietst, komt overal langs. Onze reis door de Filipijnen is extra bijzonder, want het land bestaat uit 7641 eilanden, waardoor bij de meeste etappes een tochtje met de pont een standaard onderdeel is. En soms vertrekt die pont nu eenmaal héél vroeg in de ochtend.
Camotes-eilanden
Enkele uren na onze vroege start, fietsen we de haven van Cebu City binnen. We stappen aan boord van een flink schommelende ferry, die ons van het eiland Cebu naar de Camotes eilanden brengt. Het is nog steeds donker buiten, maar de temperatuur nadert de dertig graden. De pont maakt meteen vaart en dat creëert een aangenaam briesje op het achterdek. Cebu City verdwijnt al snel uit het zicht en loom strekken we ons uit over de kleine blauwe stoeltjes. Tegen de tijd dat we aanmeren bij de Camotes-eilanden, is de dag begonnen. We rollen de fietsen van de boot en klikken onze schoenen in de pedalen. We rijden de haven uit, het kleine dorp door, zo de natuur in.
Hello, how are you?
Het lijkt wel of het beste van de Filipijnen zich op onze route heeft verzameld. De smalle weggetjes zijn omlijst met exotische planten en palmbomen, de geur van rijp fruit komt ons tegemoet. Tussen al het groen door zien we de zee, waar gekleurde bootjes rustig dobberen. Om de zoveel kilometer fietsen we door een klein dorpje, waar het leven in volle gang is. De Filipino zwaaien ons enthousiast tegemoet en door het herhaaldelijke ‘hello, how are you?’ krijg ik de lach niet van mijn gezicht. Ik heb een tik gehad van de jetlag en ik heb het warm, maar het is onmogelijk je rot te voelen op dit heerlijke eiland.
Sprookjesrivier
Na de Camotes-eilanden leidt de route ons verder naar het kleine eiland Camiguin. We fietsen de dagen vol, tot we aankomen in Loboc op het eiland Bohol. We maken nog vaart dankzij de lange afdaling door een groot mahoniebos, als we tussen de bomen een brede, heldergroene rivier ontwaren. Met z’n oevers vol bloemen, planten en vogels past de Loboc rivier zo in een sprookje. Moe en warm stappen we af bij het Loboc River Resort, waar twee medewerkers al klaar staan met koude handdoeken en calamondinsap, een kleine, lokale citrusvrucht. Dankbaar deppen we ons gezicht en lessen we onze dorst. Hier moeten we blijven.
Oever in brand
Na een diner van zoete Filipijnse pannenkoekjes en nog meer calamondinsap, stappen we die avond aan boord van een kleine rivierboot. De vriendelijke, doorgewinterde schipper deelt reddingsvesten uit en zet de motor op vol vermogen. We schieten over het donkere water. Na een klein halfuur houdt de schipper plotseling in. Door het wegvallen van het motorgeluid wordt het direct doodstil en niemand durft nog iets te zeggen. ‘There they are’, fluistert de schipper en hij wijst naar de oever. Ik draai me om en kan mijn ogen niet geloven. Het lijkt wel alsof de bomen in brand staan. Ik kijk nog eens en dan zie ik het: tienduizenden vuurvliegjes.
Zeeschildpadden
Twee dagen later spring ik van een boot bij het eiland Abo. Met mijn snorkel net boven water voeg ik me bij de andere snorkelaars, op zoek naar zeeschildpadden. We stappen doorgaans niet graag van de fiets af voor tripjes, maar op deze vakantie maken we de ene na de andere uitzondering. En gelukkig maar. Al na tien minuten komt de eerste, logge zeeschildpad voorbijzwemmen. Verrukt klim ik even later de boot weer in, hongerig door de geur van noedels die de schipper in bakjes uitdeelt aan zijn gasten. Terwijl de boot vriendelijk schommelt, kletsen we met een Duits stel, waarvan de man Filipijns blijkt te zijn. ‘I love Europe, but you’ll never find a place like this, with people this kind’, zegt hij. Ik kijk van hem naar de schipper, denk aan de afgelopen weken en weet dat hij gelijk heeft.