Waarom voel ik me hier eigenlijk helemaal niet meer zo opgejaagd op straat? Deze vraag komt bij me op terwijl ik slenter door de voor mij zo bekende hutongstraatjes (hutong is een traditionele woonwijk) rond het Houhaimeer in het centrum van het moderne Peking. Er is sinds mijn laatste bezoek aan de hoofdstad van China, 7 jaar geleden, een deken van rust over Peking komen te liggen. En ik weet nu waarom. Scooters, drie- en vierwielers in alle soorten en maten, trekwagens, en zelfs een derde van alle auto’s, zijn tegenwoordig elektrisch. Het blijkt het resultaat van een intense Chinese campagne om het elektrisch rijden te bevorderen. Scooters mógen alleen nog maar elektrisch, net als alles (behalve auto’s) wat maar wielen en aandrijving heeft. Als je een elektrische auto aanschaft, krijg je direct een kentekenplaat. Bij aanschaf van een brandstofauto moet je minstens een jaar wachten. Dat zet de boel op scherp en het resultaat mag er zijn.
Op de fiets met Alipay
Met mijn net geïnstalleerde Alipay app, scan ik de QR-code op het blauwe fietsje, keurig geparkeerd binnen de witte lijnen op de stoep voor het grote kruispunt. Een minuutje lopen van mijn hotel. Binnen een paar seconden zegt mijn nieuwe vervoerder ‘bliep’ en ben ik vrij om te gaan waar ik maar wil. Ik zet het zadel op de hoogte van het streepje 170 – waarvan ik afleid dat dit de juiste hoogte is voor iemand van 1,70m – en ik fiets weg. Ik ben zo blij als een kind. Ik race door de hutongsteegjes, langs het Beihai Park, op weg naar de Verboden Stad. En dat voor een luttele paar euro per dag. Deze deelfietsen staan overal, blauwe, groene, gele, kies maar raak. Scannen en gaan. Je parkeert de fiets weer op een van de vele aangewezen punten, checkt uit en je kunt te voet of per metro verder. Het werkt, en hoe!
Tang- en Hanvrouwen in Xi’an
Met de hogesnelheidstrein zoef ik na mijn Peking- avonturen in 4 uur langs nieuw opgetrokken steden naar het zuidelijker gelegen Xi’an. Dit was de hoofdstad van China tijdens de Tangdynastie (618-907). Een Tangvrouw herken je uit duizenden. In deze tijd vond men het mooi om wat gezet te zijn. Een bol silhouet, sierlijke gewaden met lange zwiermouwen, doorschijnende sjaals en een hoog kapsel in de vorm van een kasteelkandelaar; dit plaatje deed menig Tangman het hart sneller kloppen. Zo schijnt. Molligheid was een schoonheidsideaal. En nu zie ik zo’n dame rechtstreeks uit de Tangdynastie voor me lopen. Minder mollig, maar evengoed prachtig. Dat er nu een uit de dood is opgestaan, lijkt me toch frappant. En dan zie ik er nog een. En nog een. En daar! En… huh? De Tangdames worden geflankeerd door dames uit de Handynastie. Een tweede periode (circa 200 v.Chr. – 200 na Chr.) uit de Chinese geschiedenis waar de Han- Chinezen hun rijke cultuur aan te danken hebben.
Hoe dichter ik bij de Drum Tower kom, hoe meer Tang- en Hanfiguren zich om me heen verzamelen. Op de trappen, uit de warenhuizen, op meegenomen kratjes, voor telefooncamera’s met een hartige snack op een stokje of een waaier in de hand. Niet tien, maar honderden. De jeugd vertoont zich hier dus graag in prachtige kleding uit glorieuze Chinese tijden. De een nog eleganter dan de ander. Met glittermake-up en sierlijke haarspelden. Door TikTok trekken ze hier en masse naartoe en het is hartstikke gezellig. Straatbandjes, dansacts, eetstalletjes met dampende potten en pannen, krukjes om de buitenbarretjes heen. En je kunt er van alles eten, van traditionele happen uit de provincie Shaanxi tot heetzure noedelsoepen en Japanse takoyaki met een Chinese touch. In het centrum van Xi’an is het feest, vooral in het weekend.
Hua Shan beklimmen
Ik ben een beetje bang gemaakt door de plaatjes en filmpjes die je ziet als je googlet op Hua Shan. Je ziet dan mensen met bibberende knieën omhoog kruipen, over de smalle richels van kalkstenen bergkammen die honderden meters steil naar beneden gaan. En mensen die boven een ravijn al krijsend aan kettingen hangen. Is dit leuk? De Hua Shan is onderdeel van het Qinling gebergte, dat voor Chinezen de klimaatscheidslijn vormt tussen Noord- en Zuid-China. Er zijn talloze mythes bekend over dit majestueuze gebergte, waarvan Hua Shan waarschijnlijk het mooiste deel is. Terwijl ik de vele trapjes op loop, knijp ik me af en toe even in de arm. Droom ik? Het is alsof ik in een traditioneel Chinees landschapsschilderij loop. Zo een met hoge bergen, wolkenslierten, af en toe een oude pijnboom en ergens in de verte een heel klein paviljoentje waar een literaat zijn zoveelste gedicht optekent. Fantastisch. De berg op is zeker pittig, maar je kunt het eigenlijk zo makkelijk of moeilijk maken als je zelf wil.
In een tulou bij de Hakka
Van Xi’an vlieg ik in 2,5 uur naar Xiamen, een havenstad in de zuidoostelijke provincie Fujian. De auto brengt me vervolgens in een kleine 2 uur naar de ronde dorpen van het Hakka volk. Een vrouw komt me tegemoet lopen met een brede grijns op haar gezicht. Het roze van haar katoenen hoedje glanst in de zon en lijkt door het scherpe contrast met de knalblauwe hemel erachter, net zo hard te grijnzen. Ze houdt een stok vast en aan het uiteinde hangt iets pluizigs. “De kip is dood”, zegt ze doodleuk en grijnst nog een keer. De – ondanks haar dode kip – vrolijke vrouw is voor de komende dagen een van mijn buurvrouwen. De bewoners behoren tot de Hakka minderheid en spreken Kejia, hun eigen taal. Ik woon twee dagen op het platteland van Fujian in zo’n prachtig fortachtig dorp, dat ze hier tulou noemen (letterlijk: gebouw van aarde).
Mijn dorp heet Hekeng en het heeft vijf ronde en twee vierkante tulou, elk met een eigen binnenplaats. Ik woon in een van de vierkante gebouwen, samen met zes families. Er is eigenlijk ruimte voor veel meer mensen, maar door de jaren heen zijn veel families weggetrokken. De inwoners van Hekeng geven me een kijkje in hun dagelijks leven en dat doen ze door me mee te nemen in hun activiteiten. Ik wandel naar de theeplantages van Zhang, de man van mijn gastvrouw Azhu, waar we samen de jonge theeblaadjes willen plukken. Het is er de tijd voor. Helaas heeft het geregend en als je dan plukt, wordt de thee te bitter, zo legt Zhang me uit. Vandaag slaan we dit werk dus over. In plaats daarvan gaan we dikke bamboescheuten uit de grond hakken, schoonmaken, roken en te drogen hangen in speciaal daarvoor ingerichte droogkasten op de binnenplaats. Overal liggen bamboescheuten te drogen en de rook kringelt uit menig binnenplaats omhoog. Samen met Zhang was ik de bamboescheuten in een grote zinken bak. Ik voel me hier helemaal thuis.
Door naar Guangzhou
Ik zou wel een maand willen blijven om iedereen uit Hekeng beter te leren kennen. Om nog meer te leren over hun voorouders, over de prachtige tempel die ze voor hen aan de rand van het dorp in ere houden, over het reizende poppentheater dat eens per jaar langskomt, over de theesoorten die ze verbouwen, over hun kippen en zwarte varkens die ze houden. Maar ik moet verder. Ik kom hier echt nog een keer terug, dat weet ik zeker. Met de hogesnelheidstrein reis ik van Zhangzhou – een voorstad van Xiamen – in 3 uur naar Guangzhou, de Zuid-Chinese hoofdstad van de provincie Guangdong. In China staat deze stad bekend als plek waar revoluties beginnen, vanwege de vele invloeden van buiten. Historisch gezien is dit inderdaad zo gebleken.
Altijd eindigen met dimsum
Het verrassende Guangzhou is het eindpunt van mijn reis. Wat een stad! Een echte metropool met inwoners met verschillende nationaliteiten, en allemaal noemen ze deze stad hun thuis. Buiten het historische Shamian eiland, biedt de hypermoderne architectuur van Guangzhou me een blik op de toekomst. Op de fiets cross ik door de kleine steegjes, langs het woonhuis van Mao Zedong, via een geweldige vooroudertempel, langs de Parelrivier, naar het moderne nieuwe zakendistrict Tianhe. De 600 meter hoge Canton Tower bepaalt hier het aanzicht. Dat twee Nederlanders (Barbara Kuit en Mark Hemel) ‘per ongeluk’ de ontwerpwedstrijd wonnen en tot hun eigen verbazing hun ontwerp in het echt zagen verrijzen boven alles uit, is maar een van de vele prachtige verhalen die ik hier te horen krijg. Ik geniet van mijn laatste maaltijd in China, in – hoe kan het ook anders – een goed dimsumrestaurant. Als naamgever van mijn reisorganisatie kan ik daar nog altijd geen genoeg van krijgen.