Dag 1: overal mozaïeken
De luchthaven van Málaga is de grootste van de vier internationale luchthavens van Andalusië. In no-time sta ik buiten en zie ik gids Alejandro met een bord met mijn naam erop. Yes! We stappen in een knalrode Mercedes en mijn feest kan beginnen. Onze eerste missie is het Romeinse dorp Puente Genil. De Villa Romana de Fuente Álamo uit de eerste tot vierde eeuw na Christus laat een aantal prachtige mozaïeken zien. Mijn gids blijkt archeoloog te zijn en vertaalt met passie de uitleg naar het Engels, terwijl ik me in de volle zon sta af te vragen waarom ik tijdens geschiedenis toch niet beter heb opgelet.
Bij Bodegas Delgado trek ik, na een glas heerlijke koude wijn, weer een beetje bij. Met een extra fles wijn onder mijn arm (voor thuis) wandelen we door de kleine straatjes naar Restaurante Casa Pedro. Het motto van deze stad is: donde el sol se hace dulce (waar de zon alles zoet maakt) en zo voelt dat ook. Het hele restaurant zit vol. Wat een verschil met Nederland waar we tijdens onze lunchpauze even snel een broodje kaas naar binnen duwen. Er komen heerlijke dingen op tafel. De jamon is een Andalusische specialiteit, net als de salmorejo (een puree bestaande uit tomaten, brood, olie en knoflook). Als toetje dulce de membrillo (een zoete, dikke gelei gemaakt van de pulp van de kweepeerfruit) en een heerlijke cortado. Uitbuiken kan ik tijdens de autorit naar Écija.
Écija, de stad van de torens, heeft een skyline met elf kerktorens met geglazuurde tegels. Ons bezoek aan de kerk Iglesia de los Descalzos is overweldigend. Het voormalig klooster van de ongeschoeide karmelieten (jaja), gesticht in de zestiende eeuw heeft een spectaculair barok interieur.
Via de voormalige stallen van het paleis lopen we het Museo Histórico Palacio de Benamejí in. Er is een kleine maar gevarieerde collectie van prehistorische, Griekse en Romeinse vondsten. Het duizelt me wel na een hele dag vol scherven en oude stenen en ik ben blij als ik gestrekt mijn bed in kan. Ik droom in mozaïekjes.
Dag 2: onder de echte mensen
We ontbijten op het gezellige pleintje voor ons hotel Amphora. Ik probeer het bij koffie te houden maar mijn archeoloog is onverbiddelijk: geroosterd brood met tomatenpulp, olijfolie en een plak ham is wat het moet zijn. Onze volgende stop is Osuna. Osuna werd dankzij Game of Thrones wereldberoemd nadat hier opnames werden gemaakt voor een van de spannendste afleveringen in seizoen vijf.
El Coto de las Canteras (Het Domein van de Zangers) is misschien wel het eerste overdekte auditorium uit de Oudheid. Het is niet volledig authentiek meer, maar desondanks een unieke plek. Van de steengroeve gaan we naar de kapittelkerk Colegiata de Nuestra Señora de la Asunción. Een katholieke tempel gebouwd in de zestiende eeuw. Deze imposante kerk is de terechte nummer 1 van bezienswaardigheden in Osuna.
We rijden verder naar Carmona, gebouwd op een klif en een van de oudste steden op het vasteland van Europa. Omgeven door meer dan 30.000 hectare zonnebloemvelden is dit stadje een must-see. Ik stap uit de auto om foto’s te maken maar verwacht geen modder. Ik glibber alle kanten op, kan me nog net (waardig) staande houden, vervloek mijn domme actie en stap met mijn eens zo witte sneakers terug in de auto. Ik doe net of ik gek ben en vertel mijn archeoloog dat ik een ‘very nice picture’ heb gemaakt.
Gids Alfonso haalt ons op in Hotel Veracruz waar voor de deur een prachtige paarsbloeiende jacaranda-boom staat. Vanavond ga ik mijn eerste processie bijwonen: Procesión de María Auxiliadora. Een processie is een godsdienstige plechtigheid waarbij mensen openbaar hun geloof ritueel belijden. De straten zijn prachtig versierd en iedereen is mooi aangekleed. Ik zie jongens in uniformen en meisjes in bruidsjurken. Vanaf een draagplateau kijkt een wenende maagd Maria mij aan.
Na de processie belanden we in een zaal waar een groep flamencozangers aan het oefenen is. Stoelen worden bijgeschoven, ik krijg een stuk tortilla en een Cruzcampo-biertje en luister naar de muziek. De flamenco vertelt van lijden, van geluk en van sterven. Ik geniet met een hoofdletter G. Alfonso heeft een heerlijke tapasbar uitgekozen en via het (buurt)feest Colegio Salesiano eindigen we met een gin-tonic in een café. Leuk hoor, al die fossielen en aardewerken potten, maar ik ben toch liever onder de echte mensen.
Dag 3: iets met olijven
In Cabra staan twee mountainbikes op ons te wachten. Te gek! We fietsen De Vía Verde Aceite, de olijfolieroute tussen Jáen en Luque. Gedurende de route zien we olijfbomen, olijfbomen en…. olijfbomen. Zo prachtig! Bij Olivarera Germán Baena worden we opgewacht door een delegatie keurige heren. Ik schrik ervan. Omdat ik heb aangegeven een beetje Frans te spreken, krijg ik tot in detail een Spaans-Franse-Engelse uitleg over hoe de olijfolie geproduceerd en gebotteld wordt. Oh mijn god, mijn hersens maken weer overuren. We proeven een prachtige gouden olie met een zachte en fruitige smaak. Als hoogtepunt mag ik met El Presidente op de foto, voor zijn prijzenkast.
In Lucena wacht gids Araceli op ons. Zij leidt ons naar het Palacio de los Condes de Santa Ana, het herenhuis Casa de los Mora, de kerk Iglesia de San Mateo en het Castillo del Moral, naast het Franciscanerklooster. Helemaal bovenop kijken we uit over Lucena, het licht is werkelijk prachtig. In Hotel Santo Domingo eindigen we met een plank heerlijke tapas, inclusief olijven, en een cerveza.
Dag 4: op slag nuchter
Het bezoek aan Fortaleza de la Mota is een hoogtepunt. Het monumentale ensemble van het fort herbergt de oude ommuurde stad Alcalá la Real. De combinatie van het imposante fort met de zon, een paarsblauwe lucht, het geluid van vogels, het weidse uitzicht en de rust maakt dat ik me helemaal zen voel. Als er dan ook nog een zeer mannelijke Guardia Civil opduikt, kan ik niet anders dan vragen of ik met hem op de foto mag.
Tierra de Frontera. Living the good life! Pedro en z’n vrouw maken hun eigen bier. Ze laten ons zien hoe dat in z’n werk gaat en wij mogen proeven. Bij elk biertje dat ze in de collectie hebben, maken ze voor ons een gerechtje. Wat een feest! Na vier biertjes begin ik bijna te geloven dat ik ook archeoloog wil worden, maar als Alejandro op de terugweg oppert dat we nog wel even langs een Romeinse opgraving kunnen rijden, ben ik op slag weer nuchter.
Lucia neemt ons onder haar vleugels en met haar zweven we door de wijk Barrio de la Villa. We bezoeken het park Fuente del Rey en de Church of la Asunción. We dineren in Restaurante Rio waar Lucia de bovenverdieping voor ons heeft gereserveerd. Vanaf het balkon zien we een processiestoet voorbijgaan. De muziek is zwaar melancholisch. Op het draagplateau zie ik een lijdende Christus. Wat een bijzonder slot van mijn rondreis!
Als ik de volgende dag weer in Nederland ben, krijg ik een app van mijn archeoloog. In de tas die ik hem heb gegeven (het was óf tas óf wijn mee naar huis) heeft hij het hoesje van mijn zonnebril en “Two stones, I assume?” gevonden. Dat dit mijn ronde Mentos kauwgomballen zijn, vertel ik hem niet. “Those are two ancient roman stones, as a gift, for being such a perfect guide!”