Teletubbies op zee
“Hi, how are you?”. Voor ons staat Mark Sawyer. “Ik ben uw gids vandaag.” Hij lacht vriendelijk, draagt een geel mutsje en heeft een feloranje overall aan. In precies zo’n waterdicht tenue hebben wij ons zojuist gehesen. Het voelt onwennig, zo dik ingepakt. Rond de mouwen en pijpen zit klittenband. Veiligheid voor alles. Alleen zó mag je hier de zee op, de ‘highway’ van de grijze walvis. Deze snelweg ligt vlak voor de westkust van Noord-Amerika. Grijze walvissen zwemmen er heen en weer, ieder jaar. Van de voedselrijke zeeën in het noorden van Canada naar de warme wateren van Zuid-Californië. Daar worden hun jongen geboren. Zo leggen ze Ieder jaar zo’n 15.000 tot 20.000 kilometer af. Dus staan wij die ochtend, als Teletubbies in onze dikke oranje pakken, in het haventje achter Jamie’s Whaling Station in Tofino. Dat is een vriendelijk kustplaatsje op Vancouver Island, aan de westkust van Canada. Jamie’s biedt namelijk een ‘guaranteed sighting’. Wie durft, kan hier de zee op om grijze walvissen te gaan zien. Die foerageren namelijk voor de kust, van april tot en met november. “Gisteren zag ik, met een andere groep, Big Mamma en haar jong. Die zijn er misschien nog wel,” zegt Mark. Hij stapt als eerste aan boord van een grote open rubberboot, type Zodiac, die wereldberoemd werd door de acties van Greenpeace. Dat klinkt veelbelovend: Big Mamma.
Volle vaart vooruit
Wie een stevige maag heeft, mag voorin. Dat is dus de plek voor twee Belgische toeristen. Daarachter kruipen twee Britten en een Duits echtpaar. Voor ons is er plek vlak voor de stuurhut. Na de laatste veiligheidsinstructies (“Sla je overboord, raak dan niet in paniek. Je pak is waterdicht en ik kom je direct halen!”) legt Mark uit dat hij niet alleen gids en natuurliefhebber is, maar ook natuurfotograaf. Hij kent de omgeving dus als de beste. Dan gaan de trossen los.
De motoren brullen, we laten de haven snel achter ons. De boot stuitert over de golven van de volle zee. De mutsen gaan nu diep over de oren, de handschoenen aan, het is fris op zee.
Braaf houden we ons ondertussen vast aan de veiligheidsbeugels in de boot. En genieten. Van het regenwoud van Long Island, links van ons. Van de bergen op de achtergrond, van de eindeloze zee, het spattende water en onze snelle boot. Dan, na nog geen kwartiertje varen, neemt kapitein Mark opeens gas terug. Hij wijst naar een nest, hoog in een boom langs het water. “Kijk, daarop zit een zeearend”. Alle hoofden gaan dezelfde richting op. En daar verschijnen de camera’s en smartphones. Het eerste bijzondere dier is binnen! Weliswaar nog geen walvis, maar een zeearend is voor ons Europeanen toch een bijzonderheid.
Mark, man van de zee, denkt alweer verder. “We gaan vandaag nog veel meer mooie dingen zien!” verzekert hij ons. Voluit gaat het gas.
Bejaarden op de snelweg
Vijf minuten later is het weer prijs. Er doemt een eiland op, aan bakboord. Aan de voet van rotsen liggen tientallen zeehonden ons met hun smalle koppies aan te gapen. Met hun vormeloze lijven hebben ze, zo van een afstandje, wel wat weg van aangespoelde worsten. Veel beweging zit er ook niet in. “Maar ze kunnen met hun korte vinpoten ook nauwelijks op land uit de voeten,” licht de gids toe.
De rubberboot doet nog eens een rondje. Totdat over de marifoon de verlossende mededeling klinkt: Big Mamma met haar kind zijn gesignaleerd, een kwartiertje verderop. Mark jubelt. Op naar Big Mamma! Dan opeens slaat bij ons de twijfel toe. Big Mamma… dat klinkt wel heel groot en spannend. Zo’n oranje veiligheidsoverall is mooi, maar we willen dat liever niet gaan testen in zee. Stel dat zo’n walvis de boot omgooit! Mark bezweert onze angst. Ja, grijze walvissen zijn natuurlijk enórm huge. Ze worden wel zo’n vijftien meter lang, volwassen dieren wegen 30 tot 35.000 kilo. “Maar als we op zo’n honderd meter afstand blijven, is het veilig. Ik heb nog nooit meegemaakt dat iemand overboord sloeg.” Onderweg passeren we nog een eilandje met een grote, rumoerige kolonie zeeleeuwen. Boven op een rots zit een schreeuwlelijk, die het zooitje ongeregeld onder hem tot de orde wil roepen. Tevergeefs. Daar ruziën mannetjes – te herkennen aan hun oversized postuur en hun enorme witte harige kraag – om vrouwtjes, die als diva’s languit genieten van de zon.
We gaan verder, Big Mamma is uiteindelijk ons doel. De motoren draaien nu op volle toeren, de gids komt er met zijn verhaal maar met moeite bovenuit. Hij vertelt dat iedere walvis te herkennen is aan het uiterlijk. Bijvoorbeeld de vorm van de staart. Of de tekening op de rug en littekens. “Die zijn vaak ontstaan door gevechten met Killer Whales. Deze orka’s zijn dol op jonge walvissen en zijn ook enorm agressief.” De kans dat we orka’s tegenkomen, is echter klein. Per dag zwemmen ze, in groepen, zo’n honderdveertig kilometer heen en weer, op jacht naar zeehonden en vis. Vergeleken met hen zijn grijze walvissen bejaarden op de snelweg.
Give us a tail!
Opeens neemt Mark gas terug en wijst enthousiast recht vooruit. Iedereen volgt zijn vinger. “Daar!” roept hij. “En daar!” klinkt het nog eens. Zijn arm gaat nu naar rechts. “En…. Dáár! Ik zie er drie!”. Mark kirt van plezier.
We kijken hem enigszins verward aan. Wat ziet hij wat wij niet zien? Walvissen komen naar de oppervlakte om te ademen, legt hij dan uit. “Dan zie je een fonteintje boven de wateroppervlakte, een wolkje water, als een douchekop die naar boven wijst.” Ja hoor, nu zien wij het ook. Fonteintjes. Daar verschijnt zelfs een vinstaart boven water. “Een staart! Een staart,” jubelt Mark. Hij legt de boot snel stil. “High Five buddy! Give us a tail!”. Ja hoor, daar gaat opnieuw een staart omhoog. Dat is het moment waarop de walvis de diepte induikt, waarbij soms ook een glimp van de rug is te zien.
Opwinding onder de oranje pakken aan boord. Heb je dat gezien? Heb je het gefotografeerd? Niet iedereen was zo snel. Maar boven alles uit horen we de stem van onze gids. Er komen nieuwe kansen! Even later is het weer bingo. Links, rechts, recht voor ons uit: we zijn omringd door walvissen. Het is overweldigend. Zie je een fonteintje, dan volgt daarop meestal de staart, die sierlijk onder water glijdt. Zo duiken de grijze walvissen naar kreeftjes, krabbetjes, zeesterren en andere kleine diertjes die op de bodem leven. Daarmee voeden ze zich. Om na een minuut of vijf weer boven te komen, om adem te halen.
Na nog een half uurtje varen legt Mark de boot stil. Hij haalt een camera tevoorschijn met enorme telelens, loert naar een plek een paar honderd meter verderop. Daar zweven wolkjes boven water, daar is ook een tweede fonteintje zichtbaar. Er verschijnen een grijze bult en grote staart. Even is het stil op zee. Dan klinken de verlossende woorden: Big Mamma is gevonden. Met, even verderop, haar kind.
De opwinding aan boord is voelbaar. Iedereen wil haar fotograferen en vooral zien, deze iconische walvis. De boot dobbert nu rustig wat rond. Kilometers achter ons Long Island, voor ons die enorme oceaan. En een geweldige show van Big Mamma. Zo veel uniek natuurschoon, het voelt als een voorrecht.
De weg terug naar Tofino is spectaculair. We hebben wind tegen, het zeewater spat ons om de oren en de oranje kragen gaan weer omhoog. Het is stil aan boord. Iedereen is in gedachten verzonken. Big Mamma laat ons niet meer los.
Beeld Jeroen den Blijker